Hoe de kwaliteitsketen samenwerkt voor een duurzame wereld

Het proces van (internationale) normalisatie, certificatie en accreditatie noemen we ook wel de kwaliteitsinfrastructuur of kwaliteitsketen. In Nederland vormen het Nederlands Normalisatie Instituut NEN, de brancheorganisaties Fenelab en Nederlandse Vereniging voor Certificatie-instellingen (NVCi) en de Raad voor Accreditatie (RvA) samen zo’n keten. Met elkaar nemen ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan een duurzame wereld. Want de kwaliteitsketen speelt hierin een belangrijke rol, of het nu gaat om energiebesparing, klimaatverandering, schoon water of een gezonde bodem. De jaarlijkse Wereld Accreditatiedag, op 9 juni, is een uitgelezen aanleiding om eens te vertellen hoe ze dat doen.

“Het belang van duurzaamheid is een belang van de hele maatschappij en dus ook van NEN. Door het toepassen van normen dragen we samen met onze klanten bij aan een duurzamere wereld.” Aldus Gerard Rohaan, interim-directeur bij NEN. Roeland Nieuweboer, voorzitter van de raad van bestuur van de RvA, windt er geen doekjes om: “Het is belangrijk om nieuwe – duurzame –toepassingen en technologieën steeds sneller op de markt te brengen. We zeggen al een tijdje dat het twee voor twaalf is als het gaat om duurzaamheid. Snel handelen is dus noodzakelijk.”

De kwaliteitsketen

Een product of een proces moet natuurlijk wel betrouwbaar zijn. Dat is nu precies waar de kwaliteitsketen voor zorgt. Allereerst moet bijvoorbeeld een nieuw ontwikkeld product voldoen aan bepaalde normen op het gebied van duurzaamheid. Die normen zijn opgesteld door de markt. Om ervoor te zorgen dat een bedrijf zich ook echt aan de norm houdt, beoordeelt een onafhankelijke certificerende instelling of dit ook daadwerkelijk gebeurt. Is dat het geval, dan volgt een certificaat of keurmerk. Of deze toetsing zorgvuldig en volgens de regels gebeurt, wordt ook weer getoetst. Dat doet de Raad voor Accreditatie, die hiervoor is aangewezen door de overheid. Certificatie onder accreditatie laat zien dat de toetsing van een certificerende instelling onpartijdig,deskundig en betrouwbaar is.

Samen optrekken

Als je het hele proces in ogenschouw neemt, dan is het logisch dat de RvA, NVCi, Fenelab en NEN samen optrekken. Ze hebben allemaal hun eigen netwerken en contacten, kennis van zaken en kennen reeds beproefde methoden en technieken die gebruikt kunnen worden in het proces. De brancheorganisaties houden via hun leden voeling met de markt en haar wensen en weten zo waar behoefte aan is. Daarnaast hebben ze experts in huis die in het proces kunnen helpen. De Fenelab-leden meten, testen, inspecteren en onderzoeken de nieuwe ontwikkelingen. De certificerende instellingen weten hoe toetsbaar bijvoorbeeld een certificatieschema is en voeren onafhankelijke beoordelingen uit van producten, diensten of processen. De mensen van NEN hebben een enorm – internationaal – netwerk in de normalisatiewereld en zijn kampioen procesbegeleider. En de Raad voor Accreditatie zorgt voor de onafhankelijke kwaliteitstoets zodat klanten met vertrouwen het product, proces, de dienst of het systeem kunnen gebruiken.

Samenwerken is niet alleen belangrijk, het is zelfs noodzakelijk. Pieter Vos is voorzitter van het bestuur van Fenelab, de brancheorganisatie van geaccrediteerde laboratoria, kalibratie- en inspectie-instellingen. Hij verwoordt het zo: “De visieontwikkeling die je nu ziet, kun je niet meer alleen aan. Je gaat de aarde niet redden als je niet samenwerkt. De problemen in de wereld zijn te groot om alles voor je zelf te houden.”

Certificatiemoe?

Testen, keuren, certificeren, accrediteren… het lijkt wat veel af en toe. Je hoort ook wel eens dat ondernemingen ‘certificatiemoe’ zijn. Toch is het hele proces nodig. “Certificatie en accreditatie toont aan dat wat geclaimd wordt, klopt”, legt Nic Hendriks, voorzitter van de NVCi uit. “En er wordt nogal wat geclaimd in de duurzame wereld, daarom is controle erg belangrijk. Dan kunnen gebruikers erop vertrouwen dat bijvoorbeeld een duurzaamheidsclaim gerechtvaardigd is.”

“Eigenlijk zijn wij als certificerende instellingen altijd al bezig geweest met duurzaamheid, al voor het zo heette”, concludeert Nic lachend. “Duurzaamheid begint namelijk met kwaliteit en daar wordt uitvoerig op getoetst.” Het hele proces van conformiteitsbeoordeling kan helpen om betere economische en milieuprestaties te leveren. Bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing en klimaatadaptatie. Maar ook voor instrumenten om prestaties te meten.

Pieter kan prima uitleggen hoe meten en duurzaamheid hand in hand gaan. “We zijn aanwezig in die gebieden waar de uitdagingen in de energietransitie liggen. Zonnepanelen moeten bijvoorbeeld wel het rendement opleveren dat fabrikanten beloven. De leden van Fenelab ontwikkelen metingen die dit testen en voeren deze ook uit.”

Waterstoftanks

Een ander voorbeeld van Pieter: “Een van onze leden test waterstoftanks voor auto’s. Veel automerken zijn bezig met de ontwikkeling van waterstoftanks voor personenauto’s. Dan komt vanzelf de vraag naar het meten en testen van de werking.” Dat leidt tot een mooie kettingreactie: de overheid vraagt lagere carbonprint, de ondernemers ontwikkelen, de laboratoria testen en certificerende instellingen en RvA toetsen en controleren. “Op deze manier kunnen we als kwaliteitsketen bijdragen aan de uitdagingen in de wereld die er op dit moment toe doen”, aldus Pieter.

Beleidsmakers ontmoeten

Voor beleidsmakers is de kwaliteitsketen ook van belang, meer dan dat ze zich soms zelf realiseren. Gerard: “Het is een hele mooie zelfreguleringstool. Als markten samen een norm maken dan hoeft de overheid die regels niet meer te maken. Normen worden nu al opgenomen in wetgeving. Op het moment dat je er certificatie en accreditatie op loslaat, wordt toetsen makkelijker.”

Steeds meer weten beleidsmakers de deelnemers uit de kwaliteitsketen te vinden. Gelukkig maar, want er is veel kennis in huis waar ministeries gebruik van kunnen maken. Roeland: “Als je alle belanghebbenden om de tafel zet, kun je voorkomen dat er een kant van de zaak over het hoofd gezien wordt. Omdat alle sectoren en brancheorganisaties betrokken zijn, is er ook heel veel kennis beschikbaar.”

En er zijn plannen om die ontmoetingen te intensiveren. “Samenwerken begint met ontmoeten, elkaar leren kennen”, legt Roeland uit. Dat geldt voor de deelnemers uit de kwaliteitsketen, maar ook voor de beleidsmakers van de ministeries. “Covid heeft een beetje roet in het eten gegooid, maar we zijn zeker van plan om opnieuw evenementen te plannen waar we elkaar ontmoeten en kennis en ervaringen uitwisselen.”